Jeugd minder digitaal vaardig dan gedacht
Geplaatst op 20 november 2017
Leerlingen zijn minder digitaal vaardig dan ze zelf denken. Ze beoordelen hun eigen vaardigheden meestal met ‘goed’, maar in de praktijk blijkt hun niveau een stuk lager te liggen. Zo hebben de meeste leerlingen moeite met het inschatten van de betrouwbaarheid van bronnen op internet. Die competentie is onder andere van belang voor het herkennen van nepnieuws. Scholen doen er verstandig aan prioriteit te geven aan (digitale) informatievaardigheden, zo blijkt uit de Monitor Jeugd en Media 2017 van Kennisnet.
De tweejaarlijkse Monitor Jeugd en Media brengt het mediagebruik onder jongeren tussen 10 en 18 jaar in kaart. De monitor meet onder andere het bezit van beeldschermmedia onder jongeren, het gebruik van die media voor schoolwerk en de opvattingen die jongeren hebben over mediagebruik. Voor het eerst brengt de monitor nu ook de resultaten uit een onderzoek naar de digitale vaardigheden van jongeren. Het onderzoek werd uitgevoerd in samenwerking met de Universiteit Twente.
Moeite met inschatten betrouwbare informatie
Het onderzoek bestond uit een zelfrapportage die werd ingevuld door 1604 jongeren en een praktische toets over informatievaardigheden onder 1036 jongeren (zij moesten zoekopdrachten uitvoeren – de manier waarop ze dat deden is wetenschappelijk geanalyseerd). De onderzoekers ontdekten een significant verschil tussen het niveau waarop leerlingen hun eigen vaardigheden beoordelen en hun vaardigheden in de praktijk. Veel van hen hebben vooral moeite met het zoeken op internet en het op waarde schatten van informatie. Zo is minder dan de helft van alle leerlingen in staat online informatie kritisch te beoordelen en te gebruiken.
Naarmate het schoolniveau stijgt, worden leerlingen daar wel beter in. Zo checken vwo’ers vaker of informatie op meerdere websites voorkomt en of een website er betrouwbaar uitziet. In het vmbo scoren leerlingen het laagst: zij verzamelen weliswaar informatie op internet, maar het beoordelen, verwerken en presenteren van die informatie vinden ze lastig. Terwijl dat juist vaardigheden zijn die van belang zijn voor het slagen op school, in hun vervolgopleiding en in hun latere baan.
Rol van de ouders
De oorzaak voor de verschillen in vaardigheid lijkt – naast een verschil in cognitief vermogen – ook te liggen in het feit dat leerlingen hun digitale vaardigheden vooral in hun vrije tijd ontwikkelen, daarbij geholpen door hun ouders. De school draagt daar nauwelijks aan bij. Leerlingen met lager opgeleide ouders krijgen van huis uit minder mee over digitale geletterdheid, dan leerlingen met hoger opgeleide ouders.
“Het mag niet zo zijn dat het nest waaruit je komt, bepaalt in hoeverre je je digitaal staande kunt houden”, vindt auteur Remco Pijpers, strategisch adviseur digitale geletterdheid bij Kennisnet. Volgens hem is het nodig beter zicht te krijgen op de verschillen tussen leerlingen die wél overbrugbaar zijn en welk lesmateriaal daaraan kan bijdragen. “We weten nu in elk geval dat aandacht voor basale digitale informatievaardigheden nog belangrijker is dan werd gedacht.”
Meer informatie
Wil je meer informatie over (het bevorderen van) 21ste eeuwse vaardigheden? Neem dan contact op met Timpaan Onderwijs.